maandag 25 februari 2013

Tien stellingen van Rwanda om haar onschuld te bewijzen


Een poosje geleden heb ik verdiept in de beschuldigingen die er zijn aan het adres van Rwanda in verband met hun steun aan rebellengroep M23. In eerste instantie dacht ik dat Rwanda helemaal niet de moeite heeft genomen om te reageren. Dat is niet juist. Ik heb documenten gevonden waarin de beschuldigingen worden ontkend. 

Ik heb helemaal niet goed gezocht, want de reactie is te vinden op maar liefst drie plekken. Op de algemene site van de regering van Rwanda (Government of Rwanda) en op de sites van het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Alleen die van het Ministerie van Defensie is gedateerd op 7 augustus 2012, de andere twee versies zijn ongedateerd.

De reactie van Rwanda heeft een ietwat vreemde indeling. In eerste instantie heeft men het over tien stellingen die niet waar zijn. Het gaat hierbij om feiten zoals deze beweerd zouden zijn door de ‘Group of Experts on the Democratic Republic of the Congo’. Maar vervolgens is er dan als een soort bijlage nog een officieel rapport waarin men meer inhoudelijk ingaat op de beschuldigingen. Deze bijlage zit zowel bij de reactie van de regering als die van het Ministerie van Defensie. Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt wel de suggestie gewekt dat er een uitgebreid rapport is, maar die is niet te openen. Mijns inziens zou het beter zijn om dat laatste als officiële reactie te presenteren, in plaats van de pamfletachtige reactie door middel van het kapittelen van tien zogeheten feiten. 

Het vreemde hierbij is dat de versies ook niet allemaal identiek zijn. Die van de regering van Rwanda is wel gelijk aan die van het Ministerie van Defensie, die van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijkt echter af. Hier lijkt mij ook duidelijk dat er sprake is van het ontbreken van regie om dit toch heikele punt voor Rwanda op adequate wijze te tackelen.  

Ik wil hierbij wat nader ingaan op een aantal van deze stellingen. 

Stelling 1 

De eerste stelling gaat over de bewering in het addendum van 27 juni 2012 dat RDF soldaten training hebben gehad in Rwanda om zich daarna aan te sluiten bij M23.  

Dit staat in het addendum bij paragraaf 31:
31. (a) An RDF soldier, who surrendered on 14 June 2012 from Ntaganda’s position in Runyoni, stated that his unit had been trained for two weeks in Kanombe military camp in Kigali, before being deployed in Runyoni already during the first week of March. Having previously fought as a CNDP soldier under Laurent Nkunda and as part of joint RDF FARDC Amani Leo operations, the soldier in question was recruited alongside several other Rwandan ex-CNDP soldiers by an RDF Captain at the beginning of February. The mission of his 80-men unit was to prepare the arrival of Ntaganda in Runyoni. On its way to Runyoni via Kinigi the unit was joined by an estimated 150 more RDF soldiers

Dat staat in de reactie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken:
1. Claims of training at Kanombe absurd
In paragraph 31(a) of the addendum, the GoE cites allegations of a two-week training provided to a RDF unit in Kanombe barracks located near Kigali International Airport, before deploying it to Runyoni as Gen. Ntaganda’s advance party. Regardless of the irrational suggestion that General Ntaganda, one of the most senior FARDC Commander in the region, would require RDF support in order to establish his advance party to Runyoni, it is common (and verifiable) knowledge that Kanombe is a garrison-type barracks that comprises living quarters; a referral military hospital also open to civilian patients; a cemetery; and five service support units’ headquarters and related facilities. It wouldn’t require any form of expertise to find out that this barracks cannot host the training of recruits or any other force preparation activity. A simple tour of Kanombe barracks would have led the GoE to easily discard this allegation wherever they got it from. 

Dat staat in de reactie van het Ministerie van Defensie:
Allegation 1. RDF unit trained in Kanombe Barracks to go and fight for M23
Rebuttal: It is common (and verifiable) knowledge that Kanombe Barracks is a garrison-type barracks that comprises living quarters; a referral military hospital also open to civilian patients; a cemetery; and five service support units’ headquarters and related facilities. This Barracks therefore cannot host the training of recruits or any other force preparation activity.
Evidence: During their visit to Kigali, the GoE toured Kanombe Barracks and were able to see that the allegation is farfetched 

Dat staat in het officiële document van Rwanda bij paragraaf 38 en 49:
38. d. In paragraph 31(a) of the addendum, the GoE cites allegations of a twoweek training provided to a RDF unit in Kanombe barracks located near Kigali International Airport, before deploying it to Runyoni as Gen. Ntaganda’s advance party. Regardless of the illogical suggestion that General Ntaganda, one of the most senior FARDC Commander in the region, would require RDF support in order to establish his advance party to Runyoni, it is common (and verifiable) knowledge that Kanombe is a garrison-type barracks that comprises living quarters; a referral military hospital also open to civilian patients; a cemetery; and five service support units’ headquarters and related facilities. It wouldn’t require any form of expertise to find out that this barracks cannot host the training of recruits or any other force preparation activity. A tour of Kanombe barracks carried out by members of the GoE on the 25th June 2012made it clear that no military instruction could be held in such a busy neighbourhood. Much less so a ‘secret training’ operation on behalf of a foreign armed group. It is regrettable that such verifications on the ground were not held before the submission of the addendum as they would have led the GoE to easily discard this allegation wherever it originated from.
49. Paragraph 31 (a) describes information from an alleged RDF soldier who surrendered on 14 June 2012 from Ntaganda’s position in Runyoni. The RDF has never engaged in any operations in support of M23. All RDF personnel are accounted for. In this particular case, the onus to prove the identity of the alleged surrendered RDF soldier is on the GoE and/or its sources. 

Vervolgens heb ik gekeken wat er nu van deze eerste beschuldiging terecht is gekomen in het definitieve rapport van de expertgroep van 15 november 2012. Dit staat er in de paragrafen 43 en 44 van Annex 3:
43. As cited above, in support of its conclusion that the GoR had deployed RDF forces in the DRC to  sporadically reinforce M23, the Group gathered twelve detailed accounts of this particular category of arms embargo violation. One of the accounts mentioned “training” at the Kanombe military barracks. The GoR claims in its rebuttal that training in Kanombe is impossible because “it is common (and verifiable) knowledge that Kanombe is a garrison-type barracks that comprises living quarters; a referral military hospital also open to civilian patients; a cemetery; and five service support units’ headquarters and related facilities.”50
44. However, the Group did visit Kanombe barracks on 25 July 2012, alongside RDF officers, and found that there were indeed several parade fields for marching and military drills as well as wooded areas where training could be conducted. Furthermore, for covert operations in DRC territory, “training” for experienced RDF soldiers usually consists of briefings and preparations of small groups, to be carried out in any military facility. The Kanombe military barracks provides more than sufficient facilities for such activities. The Group communicated these observations to the GoR while at Kanombe, but nevertheless the GoR rebuttal inaccurately states that “a tour of Kanombe barracks carried out by members of the GoE on the 25th of June 2012 made it clear that no military instruction could be held in such a busy neighborhood.” 

Wat kunnen wij hieruit concluderen? Allereerst valt op dat de reactie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet helemaal up-to-date is. Daarin wordt gezegd dat de expertgroep eenvoudig had kunnen concluderen dat het niet waar kon zijn als men was komen kijken. De reactie van het Ministerie van Defensie is niet helemaal accuraat. In deze reactie staat dat de expertgroep is wezen kijken op 25 juni 2012 en heeft kunnen vaststellen dat er niets aan de hand is. In de conclusie van de expertgroep wordt er vervolgens fijntjes op gewezen dat de bezichtiging heeft plaatsgevonden op 25 juli 2012, maar bovendien dat het in haar ogen wel degelijk mogelijk is geweest dat daar een training heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk gaat het hierbij om vele getuigen die beweerd zouden hebben dat die training daar heeft plaatsgevonden. Het tegenbewijs van Rwanda is nogal mager, want alleen de bewering dat deze niet heeft kunnen plaatsvinden is niet voldoende. Al is het tegendeel van zoiets bewijzen natuurlijk altijd een moeilijke, zo niet onmogelijke taak.  

Stelling 3  

Gaan we door naar een volgende punt. De derde stelling gaat over de ontmoeting tussen de Rwandese generaal Ruvusha met iemand van M23: Makenga. Deze ontmoeting zou hebben plaatsgevonden op 4 mei 2012 en dat geldt tevens als de begindatum van M23 als rebellenleger. Niet een geheel onbelangrijke datum en gebeurtenis dus. 

Dit staat in het addendum bij paragraaf 8:
8. Colonel Sultani Makenga deserted the FARDC in order to create the M23 rebellion using Rwandan territory and benefiting directly from RDF facilitation (see S/2012/348, para. 104). On 4 May, Makenga crossed the border from Goma into Gisenyi, Rwanda, and waited for his soldiers to join him from Goma and Bukavu. Intelligence sources, M23 collaborators and local politicians confirmed for the Group that RDF Western Division commander, General Emmanuel Ruvusha, welcomed Makenga upon his arrival to Gisenyi. The same sources indicated that Ruvusha subsequently held a series of coordination meetings with other RDF officers in Gisenyi and Ruhengeri over the following days with Makenga. 

Dat staat in de reactie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken:
3. Key so-called facilitator of M23 movements was not in Gisenyi -- there is proof he was on leave during the time named by the GoE!
In his summary of statement at Annex B to this submission, Brig Gen. Ruvusha denies all allegations. He states that he was on leave and out of Gisenyi from 3 - 14 May 12 and provides an incontrovertible evidence of his whereabouts during the period 

Dat staat in de reactie van het Ministerie van Defensie:
Allegation 3. Proof that Key facilitator of M23 was seen in Gisenyi
Rebuttal: Brig Gen. Ruvusha denies all allegations and states that he was on leave and out of Gisenyi from 3 - 14 May 12 and provides an incontrovertible evidence of his whereabouts during the period.
Evidence: A summarized statement of Brig. Gen. Ruvusha denying allegations can be found on Annex B to this submission.

Dat staat in het officiële document van Rwanda bij paragraaf 42:
42. In paragraph paragraphs 8 – 13, the GoE alleges direct assistance by RDF in the creation of M23 using RDF resources and Rwandan territory. More specifically, the GoE (i) accuses Brig Gen. Emmanuel Ruvusha of having received Col. Makenga in Gisenyi on May 4th upon the latter’s desertion from FARDC; (ii) alleges that Brig Gen. Ruvusha accompanied Makenga to coordinate the movements of his troops; (iii) the GoE further alleges that Col. Makenga’s 60 troops and tones of equipment were transported on Rwanda’s territory using RDF trucks while clad in RDF uniforms.
42. a. In his summary declaration at Annex B to this submission, Brig Gen. Ruvusha denies all allegations. He states that he could not be where the addendum locates him on 4th May as he was on a 2-week leave from 30th April. His leave was however shortened after he was recalled due to the deteriorating situation at the border area. He reported back to duty on 5th May 12 and provides incontrovertible evidence of his whereabouts during the period. He however accepts maintaining official communication with FARDC Officers of the 8th Military Region since 2009 in his capacity as the area commander on the border area. 

Annex B bestaat uit een slecht gemaakte kopie van een rapport met de verklaring van generaal Ruvusha. Deze verklaring is niet ondertekend. In deze verklaring staat dat hij op 4 mei 2012 op zijn boerderij was in het oosten van Rwanda en dat hij op die dag koeien heeft verkocht aan Johnson Murindahabi. Op verzoek kan hij het bewijs van de verkoop aanleveren. Ook heeft hij op die dag een sms ontvangen van zijn vrouw met het verzoek om groenten te kopen op de markt van Kayonza. Hiermee wordt aangegeven dat de generaal op 4 mei 2012 nooit in staat moet zijn geweest om in Gisenyi een ontmoeting te hebben gehad met Makenga. 

In het definitieve rapport van de expertgroep staat dit in de paragrafen 78 en 79 van Annex 3:
78. The GoR claims that General Ruvusha could not possibly have supported the movement of Colonel Makenga to form M23 because, at the time, he was on a two-week leave starting 30 April 2012.87 Nevertheless, three first-hand witnesses interviewed by the Group placed General Ruvusha at the Kabuhanga RDF base on 5 May 2012. The same sources sighted Ruvusha together with Colonel Makenga, after the latter had fled through Rwandan territory and just before he returned to the DRC to create the M23 rebellion. In addition, M23 collaborators, as well as North Kivu political leaders, told the Group that Ruvusha met Makenga upon his arrival from Goma to Gisenyi on 4 May 2012.
79. As the RDF Division Commander in Gisenyi, it is highly unlikely that Ruvusha would have departed his post during a period of tremendous unrest along the border with DRC, as well as during RDF direct operations in the DRC.

Wat kunnen we hier nu van zeggen? Allereerst dat de simpele redenering dat de generaal op vakantie is gegaan ook weer een beetje mager overkomt. Eens te meer als de verklaring niet is ondertekend en niet wordt ondersteund door bewijsstukken. Rwanda had haar zaak al een stuk sterker gemaakt als ze haar bewering had ondersteund met bewijsstukken, nu blijft  het onder de maat. 

Stelling 10

De laatste stelling gaat over de bezittingen van Ntaganda in Rwanda, maar eigenlijk ook over het gebruik van deze bezittingen als onderdeel van het transport van troepen van Rwanda naar Congo. 

Dit staat in het addendum bij paragraaf 16 en 50:
16. Former M23 combatants from Rwanda stated that the main transit point for recruitment is the RDF position at Kinigi, where recruits are regrouped and sent to the Democratic Republic of the Congo (see image 4). This pattern has also been independently confirmed by Congolese intelligence services and a former RDF officer. According to some of the recruits, they often receive a meal in Hotel Bishokoro, which belongs to General Bosco Ntaganda and his brother at Kinigi. Afterwards, RDF soldiers escort large groups of new recruits to the border and send them into the Democratic Republic of the Congo.
50. Furthermore, politicians, ex-CNDP officers, and intelligence officers informed the Group that Ntaganda owns a house in Gisenyi where he evacuated his family. He also partially owns Hotel Bishokoro at Kinigi, officially a property of his brother, used in the recruitment activities carried out by RDF soldiers for M23. Both Ntaganda’s house and hotel are still under construction (see image 15). His possessions and investments continue to be managed by Cubi Wasabahizi, Ntaganda’s relative who operates from Gisenyi. 

Dat staat in de reactie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken:
10. Claims of Ntaganda-owned property are categorically false
The so-called evidence of a house pictured allegedly belonging to Ntaganda is demonstrably inaccurate. Investigations on the matter indicate that the house presented as image 15 in the addendum is owned by Mr. Innocent Ndagano alias “Cent Kilos”. The certificate of registration of epithetic lease title No. UPI 3/03/04/05/217 is available at Annex J to this submission. It further alleged in the Addendum, that Hotel Bushokoro located at Kinigi is co-partially owned by Gen. Bosco Ntaganda. As a matter of fact, the property is actually owned at 50% each by Mr. Enock Munyajabo and his wife Mrs. Nyiramana Kesie under the certificate of registration of epithetic lease title No. UPI 4/03/07/03/329 is at Annex K to this submission. The assertion that the named properties belongs to Bosco Ntaganda is a typical baseless allegation from information peddlers. 

Dat staat in de reactie van het Ministerie van Defensie:
Allegation 10. Bosco Ntaganda-owns property in Rwanda
Rebuttal: Investigations on the claim of a house belonging to Ntaganda indicate that the house presented as image 15 in the addendum is actually owned owned by Mr. Innocent Ndagano alias “Cent Kilos”. Further allegations that Hotel Bushokoro located at Kinigi is co-partially owned by Gen. BoscoNtaganda is proved wrong because the property is actually owned at 50% each by Mr. Enock Munyajabo and his wife Mrs. NyiramanaKesie. it is therefore categorically false to claim that the properties belong to BoscoNtaganda.
Evidence: The certificate of registration of epithetic lease title No. UPI 3/03/04/05/217 is available at Annex J to this submission under the certificate of registration of epithetic lease title No. UPI 4/03/07/03/329 is at Annex Kto this submission. 

Dat staat in het officiële document van Rwanda bij paragraaf 52:
52. The evidence adduced on Rwanda supporting Gen. Bosco Ntaganda in paragraphs 28, 49 and 50 of the addendum do not support the charge. The picture of a house allegedly belonging to Ntaganda is demonstrably inaccurate. Investigations on the matter indicate that the house presented as image 15 in the addendum is owned by Mr. Innocent Ndagano alias “Cent Kilos”. The certificate of registration of emphyteutic lease title No.UPI 3/03/04/05/217 presented to the GoE is also available at Annex P to this submission. It is further alleged in the addendum that Hotel Bushokoro located at Kinigi is co-partially owned by Gen. Bosco Ntaganda. As a matter of fact, the property is actually owned at 50% each by Mr. Enock Munyajabo and his wife Mrs. Nyiramana Kesie under the certificate of registration of emphyteutic lease title No. UPI 4/03/07/03/329 available at Annex Q to this submission was also presented to the GoE. The assertion that the named properties belongs to Bosco Ntaganda is therefore a typical baseless allegation. 

In het definitieve rapport van de expertgroep staat dit in de paragraaf 22:
22. Before being sent to the Democratic Republic of the Congo, most recruits continued to transit through Gen. Ntaganda’s Hotel Bushokoro in Kinigi, Rwanda. During its visit to Bushokoro on 21 August 2012, the Group confirmed that the premises of the hotel, surrounded by a protection unit of the Rwandan armed forces, corresponded to the descriptions that former M23 soldiers had provided (see annex 19 to the present report).

En dit in de paragrafen 50, 84 en 85 van Annex 3:
50. Following the publication of the Addendum on 29 June 2012, the Group did visit Kinigi and specifically General Bosco Ntaganda’s hotel used for M23 recruitment, by the name of Bushokoro.55 The Group confirmed that the premises of Bushokoro correspond to the description provided by Rwandan ex-combatants of M23. An RDF protection force also surrounded the hotel and several individuals inside took photos of members of the Group.
84. Concerning the GoR’s violation of the sanction regime through failing to apply the assets freeze on General Bosco Ntaganda, the GoR claims that the documents for the house identified by the Group as belonging to Ntaganda in the Rwandan town of Gisenyi are not in Ntaganda’s name.97 However, the Group did not seek to obtain the land records from the GoR regarding General Ntaganda’s properties because the Group had previously established that Ntaganda has never held in his own name any of his extensive assets, including hotels, commercial businesses, vehicles, residences or bank accounts.
85. Furthermore, in an interview with Time Magazine published on 14 September 2012,98 Rwandan President Paul Kagame responded to a question about Ntaganda’s properties in Rwanda by saying, “So what? . . . I would not be bothered. We do not differentiate when it comes to money unless it is money that you killed people for or money that is questionable. But if you invest here, what’s the problem?” 

De hele discussie gaat over het feit dat Ntaganda eigenaar zou zijn van een huis en een hotel in Rwanda. Nu lijkt dit een wat academische discussie. Rwanda zegt dat Ntanganda de eigenaar niet is en de expertgroep zegt hierop dat hij formeel niet de eigenaar is, maar dat hij wel de eigenlijke eigenaar zou zijn. De status van het eigendom vind ik persoonlijk niet zo interessant, wat veel interessanter is dat dat hotel gebruikt zou zijn als doorvoerhaven van rebellen van Rwanda naar Congo. In de reactie van Rwanda zie ik hier niets over vermeld. Het lijkt erop dat Rwanda het in ieder geval niet tegenspreekt. Dat zou betekenen dat het wel klopt. 

Conclusie 

Rwanda heeft er voor gekozen om op de beschuldigingen in het addendum te reageren door middel van tien stellingen die zouden aantonen dat Rwanda onschuldig is. Aan deze reactie schort het een en ander. In de eerste plaats doordat er niet coherent op een duidelijke wijze wordt gecommuniceerd. Op drie plaatsen is de reactie te vinden en dan is die ook niet altijd identiek. Welke reactie is de juiste? De reactie bevat soms feitelijke slordigheden en dat komt het relaas ook niet te goede.  

Verder valt wat op te merken over de toon van de reactie. Deze komt een weinig zakelijk over. De reactie kan eerder omschreven worden als hooghartig, arrogant. In ronkend taalgebruik wordt de beschuldiging van de hand gewezen. Men neemt termen als onbetwistbaar (‘incontrovertible’) in haar mond, terwijl men geen bewijsstukken overlevert die het tegendeel zouden aantonen. Het zou beter zijn geweest om gewoon op zakelijke wijze te beweren dat de beweringen niet juist zijn.  

De tien stellingen lijken ook wat willekeurig. Uit het addendum worden een paar krenten genomen en die worden bestreden. Deze krenten worden dan vervolgens ook nog een beetje op knullige wijze aangeleverd, met als gevolg dat de beweringen niet als zeer betrouwbaar overkomen. Zouden ze bedoeld zijn als een eerste reactie om door middel van overtreffende trap de tegenstander te overbluffen?  

De reactie is ten slotte nog als ambigu aan te merken. Als hoofdreactie heeft men de tien stellingen, maar als bijlage bij de tien stellingen zit ook nog een heel uitgebreid rapport. Daarin wordt eerst een heleboel hoofstukken gewijd aan de legitimiteit van de expertgroep, voordat op de feitelijkheden wordt ingegaan. Het geheel wordt ook afgesloten met een conclusie, die natuurlijk luidt dat Rwanda onschuldig is. Rwanda had beter dit document kunnen inzetten als officiële reactie, ook al worden hierin ook lang niet alle beschuldigingen behandeld. 

De beschuldigingen van de expertgroep bestaat voornamelijk uit getuigen die beweren dat bepaalde zaken hebben plaatsgevonden. Dat is natuurlijk altijd moeilijk te bestrijden met keihard tegenbewijs. Door de wijze waarop Rwanda heeft gereageerd lijkt het haast wel of Rwanda het allemaal niet zo serieus heeft genomen. Gewoon tien stellingen deponeren en daarmee de kous afdoen. Voorlopig is de zaak ook afgedaan, want sinds het definitieve rapport van expertgroep is er niet veel meer gebeurd.

donderdag 7 februari 2013

Tin, tungsten en tantalum (Tin, wolfraam en tantalium)

Op donderdag 31 januari ben ik naar een seminar geweest met de titel: ‘Het conflict in oostelijk Congo en mijnbouw: zijn er lokale oplossingen mogelijk?’ Georganiseerd door het African Studies Centre (ASC), IKV Pax Christi (mijn oude werkgever) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa). Het seminar vond plaats in de Malietoren, vlak tegenover het gebouw van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.


Mijn interesse voor dit seminar betreft voornamelijk de invloed van Rwanda op de erbarmelijke situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC). Daar zijn veel meningen over en ik was benieuwd of het hier ook ter sprake zou komen en wat dan de mening zou zijn van deze experts. 

Het zou om twee uur beginnen en zo rond die tijd was het ook al aardig volgelopen. Ik denk dat er uiteindelijk zo’n vijftig mensen het seminar hebben bijgewoond. Het werd geopend door de voorzitter Bengt van Loosdrecht (BuZa), hij was een op laatst opgeroepen vervanger van de oorspronkelijk beoogde voorzitter Ton Dietz, de directeur van het ASC. Zijn voorkomen had iets van de ouderwetse diplomaat; deftig, gereserveerd, afstandelijk. 
 
 
Het woord werd gegeven aan de eerste spreker Koen Vlassenroot. Zijn bijdrage had de titel ‘Conflict, politieke economie en de rol van de grondstoffen exploitatie in Oost Congo’. Hij ging in op de veelvuldig aangehaalde these dat de conflicten in het oosten van de DRC worden veroorzaakt door de mijnbouw. Het verkrijgen van de macht over de exploitatie van de grondstoffen is de belangrijkste drijfveer voor het ontstaan van de diverse rebellengroepen. Zijn betoog hield in dat er zeker een verband is tussen de rebellie en de mijnbouw, maar dat het zeker niet de oorzaak ervan is. Volgens hem is de wanordelijke situatie rondom de mijnbouw eerder een symptoom. De oorzaak moet gezocht worden in het gebrek aan degelijk bestuur en verantwoordelijkheidsgevoel bij de autoriteiten in de DRC.  

Hij ging verder ook in op de vele initiatieven die er ook zijn om te komen tot eerlijker mijnbouw. Zijn kritiek hierop was dat er te veel van zijn, die allemaal langs elkaar heen werken. Hij noemde er een aantal. Het meest belovende vond hij het plan van de ICGLR (International Conference on the Great Lakes Region). Ik kan me herinneren dat ik het bord van deze organisatie wel eens ergens heb zien staan in Kigali. Deze organisatie van elf landen in de regio heeft een Regional Certification Mechanism (RCM) in het leven geroepen. De focus van dit mechanisme is conflictvrije mijnbouwexploitatie, transparantie en het verbeteren van de werkomstandigheden. Dit zou dan moeten gebeuren door certificatie, inspectie, douane en audit. Het probleem van dit initiatief is dat maar moeilijk uit de startblokken kan komen. Met elf deelnemende landen, allen met hun eigen belangen, zal dat ook zeker niet meevallen. 

Verder betoogde hij dat ze soms een averechts effect hebben, zoals de Dodd-Frank Act. Deze wet behelst onder andere een embargo van allerlei grondstoffen uit de DRC. Dit embargo zorgt ervoor zorgt dat ook de goedwillende mijnwerkers worden getroffen en hun inkomsten kwijtraken en als gevolg daarvan naar de wapens gaan grijpen.  

Ook gaf hij aan dat de relatie tussen illegale mijnbouw en rebellie er slechts gedeeltelijk is. Als voorbeeld noemde hij de FDLR (Forces Démocratiques de Libération du Rwanda). Deze rebellenorganisatie van de oude genocidairs uit Rwanda is maar voor 30 % afhankelijk van de illegale mijnbouw. De rest van de inkomsten komt uit belastingheffing en de productie van houtskool en marihuana. Door het afsnijden van de inkomsten uit de mijnbouw wordt er echt niet voor gezorgd dat de rebellenorganisaties geen inkomsten meer hebben. 

Tenslotte gaf Vlassenroot aan dat dit allemaal schijnoplossingen zijn. Door certificatie kun je ervoor zorgen dat een bepaald kanaal van mijnwinning tot consument helemaal zuiver is. Maar dat zorgt er alleen maar voor dat de producent zijn westerse consument kan verzekeren dat deze een product in huis heeft gehaald dat helemaal verantwoord is. Het is er eigenlijk ten behoeve van de westerse producent. Ondertussen is er parallel aan dit kanaal nog heel veel ellende bij allerlei mijnbouw die niet onderworpen is aan deze certificatie. 

De tweede spreker is Joost van Puijenbroek van IKV Pax Christi. Zijn bijdrage gaat over de mijnbouw in Ituri. Dat is de provincie in de DRC die ten noorden van de beide Kivu provincies ligt. Hij vertelt hoe over de rebellengroepen in deze regio en hoe de mijnbouw daar in elkaar zit. Zijn betoog gaat voornamelijk over de delfstof goud. Dat er sprake is van grote internationale mijnbouwmaatschappijen zoals AngloGold Ashanti en van vele duizenden artisanale mijnbouwers, de ‘creuseurs’ die met een schop en pikhouweel op zoek gaan naar de kostbare ertsen. De ‘creuseurs’ bevinden zich vaak op onbereikbare plaatsen, het kost vijf dagen te voet om er te komen. Hij vertelt over de tegenstrijdige belangen die er zijn tussen deze groeperingen.  

De derde spreker is Ken Matthysen van IPIS (International Peace Information Service). Ik heb zijn bijdrage niet zo goed kunnen volgen, maar het ging over conflictvrije mineralen. En het werd me ook duidelijk dat met deze mineralen de zogenaamde ‘3Ts’ en goud werden bedoeld. In de loop van de middag zou de term ‘3Ts’ nog regelmatig vallen. Ik hoorde deze term hier voor het eerst, maar nu weet ik ook wat het inhoudt. 

De term ‘3Ts’ staat voor de drie ertsen die in het Engels met de letter t beginnen, namelijk tin, tungsten en tantalum. In het Nederlands is het tin, wolfraam en tantalium. Helaas beginnen deze in het Nederlands niet allemaal met de letter t. In het periodiek systeem heeft tin het symbool Sn en heeft het atoomnummer 50. Het symbool van wolfraam is W en het atoomnummer is 74. Tantalium is Ta en het atoomnummer 73. Tantalium is onderdeel van het mineraal tantaliet ((Fe,Mn)(Ta,Nb)2O6) en dit vormt samen met columbiet het befaamde erts coltan. Uit coltan wordt tantalium gehaald en dat wordt gebruikt voor mobiele telefoons, spelcomputers, pc’s en laptops.  

De laatste spreker was Pim Kraan. Namens BuZa is hij bezig geweest met de ondersteuning van een initiatief om conflictvrije tin te verkrijgen in het westen. Het project heeft Conflict-Free Tin Initiative (CFTI). Door de Dodd-Frank Act was het in feite onmogelijk geworden om tin te exporteren uit het oosten van DRC. Alle tin werd in feite als besmet beschouwd. In de Kalimbi mijn in Zuid Kivu wordt het mineraal cassiteriet (SnO2) gedolven door 3.000 mijnwerkers. Dit mineraal wordt via allerlei tussenhandelaren naar een commerciële exporteur gebracht, die het vervolgens exporteert naar Maleisië, waar het verwerkt wordt tot tin door de Malaysia Smelting Corporation Berhad (MSC). Ondertussen wordt alles gelabeld in London en wordt het via steekproeven door Duitse geologen gecontroleerd in Bujumbura. Aan de samenstelling van de grondstof is door deze geologen te allen tijde te bepalen wat de herkomst hiervan is, met een nauwkeurigheid van een vierkante kilometer. Van elk stukje cassiteriet is vast te stellen uit welke mijn deze afkomstig is. 

Dit initiatief sluit naadloos aan met het betoog van Koen Vlassenroot. Het is natuurlijk een prachtig initiatief, maar het is natuurlijk een druppel op een gloeiende plaat. Dit hele kleine stukje van mijn tot consument is gegarandeerd conflictvrij. Maar al het delven van al die andere tin dat niet conflictvrij is gaat gewoon door. Verder moet over de arbeidsomstandigheden in de mijn ook niet al te rooskleurig worden gedacht. In de presentatie werd een plaatje getoond van de mijn. Het was een delta van meanderende modderige beekjes waar de ‘creuseurs’ met zeer eenvoudige middelen bezig zijn om tin te winnen.  

De vier heren hadden hun bijdrage geleverd. Het was tijd voor pauze. Tot nu toe was het nog nauwelijks gegaan over Rwanda. Na de pauze zou dat toch lichtelijk veranderen. Na de pauze was er gelegenheid voor het publiek om vragen te stellen. 

De eerste vraag werd gesteld aan de heer Kraan. Het was een heel eenvoudige vraag. De vragensteller vroeg hoe de tin fysiek van de Kalimbi mijn terecht kwam in Maleisië. Maar het leek wel of hij deze vraag niet wilde antwoorden. Tot twee maal gaf hij een verdere toelichting op het project. Vervolgens greep een ander panellid in en die zei dat het cassiteriet via Goma, Gisenyi, Kigali via Uganda en Kenia in de haven van Mombasa werd vervoerd om daar naar Maleisië te worden verscheept. Het leek er gewoon op dat de heer Kraan niet wilde vermelden dat de grondstof door Rwanda heen werd vervoerd. Ik denk dat hij bang was om enige connectie met Rwanda te laten zien. 

Vervolgens kwam een Congolees aan het woord. Hij vroeg aan de zaal of iemand bezwaar had dat hij zijn vraag in het Frans stelde. Slechts een mevrouw stak haar hand op, dat belemmerde hem niet om toch zijn betoog in het Frans te doen. Hij nam uitgebreid het woord, op een manier zoals Afrikanen dat goed kunnen. De orale traditie zal er wel voor gezorgd hebben dat hij een betoog van wel vijf minuten deed. Mijn Frans is niet goed genoeg, dus ik kon het niet volgen, maar hoorde wel regelmatig te woorden ‘congolais’, ‘rwandais’ en Kagame. 

De eerste reactie was van de voorzitter van het seminar, de heer van Loosdrecht. Zijn antwoord was ook in het Frans, wederom kon ik het niet goed volgen, maar het klonk allemaal niet zo spannend, eerder een beetje ambtelijk. Vervolgens kwam Koen Vlassenroot aan het woord, gelukkig in het Nederlands. Hij zei het volgende: “Alle problemen in de DRC zijn niet te wijten aan Kagame. Natuurlijk is er sprake van pogingen van Rwanda om controle uit te oefenen op de DRC. Het fundamentele probleem zit echter op nationaal niveau, de complete afwezigheid van verantwoordelijk bestuurskader. Ik word een beetje moe van het feit dat de Congolezen geen eigen verantwoordelijkheid nemen. De sterkte van Kagame wordt grotendeels veroorzaakt door de zwakte van de Congolezen.” Duidelijke woorden. 

De volgende vraag ging over de kosten van het project van de Kalimbi mijn. De onderliggende vraag is natuurlijk of het hele project wel rendabel genoeg is. De heer Kraan legde uit dat de kosten niet hoger zijn dan andere tinwinning, deze tin kon dus gewoon de concurrentie op de wereldmarkt aan. In dit project wordt door ontwikkelingssamenwerking gedurende drie jaar ondersteund voor € 1.000.000 voor onder andere het aanschaffen van scanapparaten, maar na die drie jaar moet het project op eigen benen kunnen staan en in staat zijn om conflictvrije tin aan te beiden tegen een concurrerende prijs. 

De groeiende invloed van China op Afrika kwam ter sprake, en dan specifiek op de DRC. In de DRC is geen fatsoenlijk wegennet, de Chinezen zijn bezig om daarin te investeren. Nederland heeft nauwelijks een ontwikkelingsrelatie met de DRC, dus kan daar geen bijdrage in leveren. Door het ontbreken van wegen is het natuurlijk dat de handelsrelatie van het oosten van de DRC gericht is op het oosten en niet naar het westen. Daardoor verdienen alle landen ten oosten eraan in plaats van de DRC zelf. Daarbij werd nog probleem van de belastingen aangestipt. In de DRC is de uitvoerheffing meer dan 5 %, terwijl die in omliggende landen, zoals Uganda minder dan 1 % is. Dan is men natuurlijk geneigd om de grondstoffen illegaal het land uit te smokkelen om deze zodoende vanuit een aangrenzend land uit te voeren.  

Van een Congolees kwam een beschuldiging aan het adres van Rwanda dat het geen grondstoffen heeft en toch een grote exporteur is. In algemene zin antwoordde Vlassenroot hierop dat de export van coltan uit Rwanda bestaat uit 1) gesmokkelde waar uit de DRC, 2) Rwandese winning in de DRC op legale wijze en 3) in Rwanda zelf geproduceerde grondstoffen. Hij verbond echter geen percentages aan zijn gemaakte driedeling. 

Aan het eind van het vragenuurtje waren er nog opmerkingen over het ontstaan van M23. Hij betoogde dat het integreren van een rebellenleger in het reguliere leger nooit zal gaan werken, dat dat dus nooit meer gedaan zou moeten worden. Dat het vredesproces ook veel te veel van bovenaf is opgelegd, en dat dat ook niet werkt. Het zou in ieder geval van onderuit moeten komen, maar gaf daarbij aan dat het onzeker is of dit wel zal werken. Dat klonk niet erg hoopvol. 

Het was vijf uur geworden en tijd voor de borrel. Het was een zeer interessante middag waarin ik veel geleerd heb over de mijnbouw in het oosten van de DRC en ook nog wat meer te weten ben gekomen over de invloed van Rwanda op deze regio.